Terug naar het nieuwsoverzicht.

Wat de koningin niet zag

Door: Wim Boevink

We gingen op weg naar Enschede om de koningin te zien. De koningin zou een wandeling maken door Roombeek, de wijk van de vuurwerkramp, herbouwd en stralend nu – de wijk bedoel ik.

En ook zou ze het nieuwe museum Twentse Welle openen. Tegenover me in de trein zat Jet Bakels, die in dat museum een tentoonstelling samenstelde. Een tentoonstelling over quilts.

Ik was bijna bang ernaar te vragen, zo onmannelijk en handwerkachtig leek het onderwerp me en bovendien zaten we in zo’n Duitse trein, en die zijn heel stil. Maar in een moment van slapte had ik de vraag al gesteld. „Wat zijn dat eigenlijk, quilts?” Waarop prompt op gedreven toon een uiteenzetting volgde over doorstikken, boven- en onderlagen en vullingen van katoenpluksel, over Japanse invloeden, Indiase druktechnieken en over een variant die een ’sits’ wordt genoemd. Ik had intussen schichtig om me heen gekeken; de coupé leek me nog stiller dan voorheen en de medepassagiers deden heel erg hun best in hun boek, krant of laptop verdiept te zijn. Jet – ik mocht Jet tegen haar zeggen – was inmiddels begonnen aan een klein referaat over de rituele functies van de quilt, die in mijn kindertijd nog gewoon een gestikte deken heette en over ons bed werd gelegd als de ijsbloemen op de ramen stonden. Ik hoorde haar spreken over ’de kracht van het lapje’, woorden die heel groot en oorverdovend door die doodstille coupé zweefden.

Op dit punt gekomen, begon ik op voorbij vliedende weilanden en spelende hazen te wijzen in een poging van onderwerp te wisselen, maar het was al te laat. Ik zou die dag van de quilts niet meer los komen.

De koningin deed haar ronde door de herbouwde wijk, omstuwd door notabelen en voorafgegaan door achteruit lopende cameraploegen. Haar volk, zwaaiend aan weerszijden van de smalle route, versperde de rest van haar uitzicht. In het museum stond Jet haar bij de quiltzaal op te wachten. Tevergeefs. Hare Majesteit wandelde door de regionale cultuurgeschiedenis en de natuurhistorie, langs weefgetouwen en een wolharige neushoorn, maar de quilts haalde ze niet.

Plaatsvervangend liet ik me door Jet rondleiden; we hadden immers een band. En toen zag ik het pas. De ruimtes waarin de doeken als gobelins tegen de wanden hingen, waren bijna sacrale ruimtes geworden. Er waren aids quilts met heel persoonlijke motieven, en 9-11 quilts met gestempelde brandweerhelmen, en love quilts voor doodgeborenen. En – door Engelse vrouwen gemaakt – een quilt voor de vuurwerkramp. To the people of Enschede, a tribute stond erop. Het was een quilt in drie delen – u ziet een fragment – en het hing er als een altaartriptiek. En nu drong tot me door wat Jet in de trein had gezegd, dat mensen aan textiel zoveel waarde toekennen: het friemeldoekje van een kind, een wiegekleed, een kledingstuk van een dierbare, een vlag over de kist. Zo troostend kan stof zijn.

Trouw - 7 mei 2008