Terug naar het nieuwsoverzicht.

De Bevrijdingsrok: eenheid in veelheid

In een bescheiden hoekje van een boeiende tentoonstelling over oorlog, bevrijding en wederopbouw in het Duincentrum De Zandwaaier in Overveen, hangt een opmerkelijk kledingstuk. Het is een zogeheten Bevrijdingsrok, ook wel Nationale Feestrok genoemd. De rok bestaat uit allemaal kleine lapjes, kleurig, fris en vrolijk. De rok is eigendom van de Haarlemse Saskia Karels.

Saskia kreeg die rok bij toeval. Ze was op sinterklaasavond op bezoek bij een vriendin en ’daar hing iets over een stoelleuning. Ik dacht dat het een kussensloop van patchwork was, maar het bleek een rok. Toen ik hem goed bekeek, zag ik wel dat het iets bijzonders was, want in de zoom stond ’5 mei 1946 – 1947’ geborduurd. Ik vond hem mooi en ik mocht hem hebben van mijn vriendin. Zij had hem weer van iemand gekregen in een grote zak met vodden. De volgende dag ging ik naar de verjaardag van mijn moeder. Ik dacht: ik trek die rok aan, daar komen oudere mensen die de oorlog hebben meegemaakt, eens kijken wat het oproept bij hen. Daar zat ook een buurman, een oudere man, Thon Fikkerman, en die zei: ’weet jij wel dat jij daar een heel bijzondere rok draagt?’

Nu is Thon Fikkerman toevallig stadsgids van Haarlem en veelweter. Dus stapte hij op om even later met informatie over de Nationale Feestrok terug te komen. Fikkerman bracht Saskia in contact met de mensen die de tentoonstelling in de Zandwaaier inrichtten en zo belandde de rok daar. En niet alleen de rok, maar ook nog een curieus bordje waarop distributiebonnen geplakt zijn met een tekst van de vroegere ’radio-pater’ Henry de Greeve: ’Geef goedheid zonder bon en liefde zonder punten’.

Het idee voor de feestrok komt in augustus 1945 van Mies Boissevin-Van Lennep (1896-1965). Mies Boissevin was een bijzondere vrouw. Deze Amsterdamse feministe en verzetsstrijdster uit de radicale verzetsgroep cs-6 propageerde direct na de bevrijding het maken van zo’n Bevrijdingsrok als een symbolische politieke daad. Het liefst had zij, die zelf het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück overleefde, gezien dat alle Nederlandse vrouwen vanaf de eerste viering van bevrijdingsdag, 5 mei 1946, op zulke nationale hoogtijdagen de Feestrok zouden dragen.

Mies Boissevin is direct na de oorlog de enige vrouw in een commissie die richtlijnen gaat uitzetten voor de viering van nationale feestdagen, zoals bevrijdingsdag. De rok moest een uiting van feestvreugde zijn in een verarmd Nederland. Er kwam een stencil met de voorschriften hoe men zo’n rok moest maken. Hij moest zelfgemaakt zijn, uit een samenraapsel van overschotlapjes uit de oorlog, als symbolisering van de wederopbouw. De oude lapjes moesten zodanig op een oude rok worden genaaid dat de oorspronkelijke ondergrond verdween en er een nieuw kleurrijk kledingstuk ontstond. Het moest een smaakvolle en kleurrijke verzameling zijn van restjes stof, die samen door de rangschikking iets bijzonders worden. Of zoals het in het speciaal door Elisabeth van Maasdijk gecomponeerde en geschreven ’Lied van de Nationale Feestrok’staat: ’Eenheid in veelheid’. De rokken werden ook geregistreerd en alleen zelfgemaakte exemplaren kwamen daarvoor in aanmerking, fabrieksrokken maakten geen kans en dat vormde een waarborg dat de commercie zich niet over het idee zou ontfermen.

Maar hoe was bij Mies Boissevin nou precies dat idee ontstaan voor zo’n kledingstuk dat ook bedoeld was het oorlogsverleden te verwerken? Of zoals ook in het Feestlied staat: ’Vlecht in Uw rok het patroon van Uw leven’.

De aanleiding daartoe ontstond in augustus 1943. In haar cel, kort na haar arrestatie, krijgt Mies Boissevin van thuis een zak met wasgoed afgeleverd. Zenuwachtig maakt ze hem open, op zoek naar een teken van leven. Wat vindt zij onderin die zak: een dasje dat gemaakt is oude lapjes. In een radiopraatje, dat werd uitgezonden op 18 april 1946, zegt Mies Boissevin: ’Misschien was het ¾ meter lang en 15 cm breed. Allemaal kleine lapjes, bont dooreen, fleurig, kleurig, fris. Lapjes die ik ken uit kinderjurkjes en japonnen, zorgvuldig gerangschikt en tot één geheel geworden onder de handen van iemand, die van mij houdt. Voor míj gemaakt. Ik heb een prop in mijn keel. Iedereen neemt het dasje in de handen; uitroepen van bewondering, vrolijke gezichten. Opeens is er kleur gekomen in ons cellenbestaan.’

Kort daarop ging Mies Boissevin naar Kamp Vught en daarna met zeventig andere vrouwen naar Ravensbrück. In die kampen was deze verzetsvrouw door haar montere en fiere houding een steun voor tallozen.

Interessante toevalligheid is dat Saskia Karels, die haar Bevrijdingsrok in ere herstelde, nota bene in de straat woont die naar de Haarlemse verzetsvrouw Hannie Schaftstraat is genoemd. Of bestaat toeval niet?

Ko van Leeuwen

De tentoonstelling in De Zandwaaier blijft nog t/m 28 mei. Open van dinsdag t/m zondag van 10-17.

Haarlems Dagblad - 3 mei 2006